afb.
's-Hertogenbosch 1879 - Maastricht 1959Schrijfster, dochter van het schoolhoofd M.J. Koenen, de grondlegger van het befaamde Verklarend Handwoordenboek der Nederlandse taal, verhuisde op een-jarige leeftijd naar Maastricht; ontving een opleiding als onderwijzeres en was enkele jaren gehuwd met de schrijver Felix Rutten. Zij schreef gevoelige romans en novellen, vanuit een duidelijke rooms-katholieke geest en met een Zuidlimburgse sfeer; ook herdichtte zij oude sagen en legenden en schreef enkele toneelstukken. In 1949 ontving zij een eredoctoraat van de r.k. universiteit te Nijmegen. Werk o.m.: De moeder (1917), De wilde jager (1918), De andere (1919), Parcival (1920), De korrel in de voor (1941), Wassend graan (1947). | 344 |
G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse, De Nederlandse en Vlaamse auteurs (1985)
H.J. Dieben, Biografisch Lexicon (1928) 74
H.H. Knippenberg, Memoriaal. Herinneringsbeelden met enige portretten en naamregister (1949)
K. ter Laan, Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid (1952)